Aan A.
18 mei 2009; 23:22 uur
Beste A.,
We zaten al enigszins op een bericht te wachten. Misschien is de wifi connectie niet gelukt zeiden we, het was het gesprek van de avond.
Wat niet vliegt moet zwemmen, is een bekend gezegde. Spijtig genoeg heb ik vanavond, juist voordat mijn vrouw van haar werk wederkeerde, een vis moeten euthanaseren. Het betrof een black molly en wel diegene die geheel onverwachts achterstevoren op zijn kop rondjes draaide in het van zuiver water voorzien en enigszins hoge aquarium. Vrijwel direct na uw vertrek liet ik mij door het wereldwijde web informeren en het betrof volgens de literatuur of schommelziekte of buikwaterzucht. Schommelziekte wordt veroorzaakt door een sterke temperatuurdaling. Hetgeen gegeven het transport in een pannetje zo ik begreep had gekund. De vis draait rondjes en komt ondanks zijn inspanningen niet vooruit. Dat was niet het geval want vooruit kwam hij wel, zij het moeizaam. Bij buikwaterzucht worden nieren en lever aangetast, zwelt de buik op en gaan de schubben als bij een dennenappel uiteen staan. Dat was ook niet echt het geval.
Het verschrikkelijke was dat zijn collega black molly, ook een mannetje, alle minuten van de dag zijn zieke collega belaagde. Lees: wilde neuken. Homofiele necrofilie zoals eerder beschreven door conservator Moelker van het Rotterdams Natuur Historisch Museum. Hoewel deze black m nog niet dood was werd ze wel de gehele dag lastig gevallen door de andere black m. Ga je zelf eens na: als je dan niet goed ter been bent, wat moet je dan?
Ik zag het vier dagen aan. De zieke molly kreeg witte stippen op haar rug. Met een pollepel heb ik haar uit het water gevist en op een tissue gelegd. Snel bedekte ik het lichaam met een tweede tissue en met de pollepel sloeg ik de vis de andere wereld in. Het was geen lolletje. Ik zag hoe de tissue rood kleurde, vouwde een en ander bijeen en frommelde het pakketje in de vuilnisemmer.
Juist toen kwam mijn vrouw binnen.
Zaterdag vierde mijn vriend en collega R. zijn vijftigste jaardag. Het feest speelde zich af in zijn gigantische tuin met uitzicht op een brede rivier. De hoornen van de bok waren voor de gelegenheid oranje geverfd.
Nadat ik mijn eerste glas rode wijn heb ingeschonken, passeert de wethouder van R. Hij stoot mij met zijn elleboog aan. De rode wijn plast op mijn verse, lichtblauwen overhemd. Ik loop hem achterna en roep: ‘Hé, jij bent toch wethouder? Moe-je kijken.’ Ik wijs hem op de wijnvlek in mijn overhemd.
‘Wat heeft het wethouderschap er mee te maken?’ vraagt hij geïrriteerd. (Een goede vraag denk ik bij me zelf.)
‘Dat je hier niet met je ellebogen moet werken,’ antwoord ik. Mijn dag is verpest. Ik had al niet veel zin in een feestje en nu is mijn overhemd bevlekt. A. sust mijn verontwaardiging en helpt met het zout, water en witte wijn.
De wethouder volgde een kunstopleiding en ziet zijn wethouderschap als een conceptueel werk.
‘Dat vind jij zeker niet kunnen?’ vraagt hij als hij later op de avond met zijn hondenblik naast me staat. Ik heb juist met zijn vrouw gesproken over de voor- en nadelen van monogamie. Ze vertelt me dat ze nog steeds van haar man houdt, dat hij haar nog elke dag verrast. Een leuke vrouw.
‘Natuurlijk kan dat niet,’ antwoord ik. ‘Het kunstenaarschap verdraagt geen deeltijdbaan. Je kan niet wethouder van R. zijn en in het weekeinde kunstenaar.’ De wethouder emmert nog een kwartier door. Dan moet ik naar het toilet.
Als we huiswaarts keren en afscheid nemen, maakt de gastvrouw mij verwijten. Dat ik niet onbeleefd tegen de wethouder moet doen. En E. heb ik ook beledigd. Ik heb nauwelijks met E. gesproken zeg ik en tijdens de schaarse momenten louter belangstelling getoond. Wanneer we naar de auto lopen dansen de feestneuzen onder het kunstlicht.
Groeten van qs
