‘Ik schoof de hond in een komo vuilniszak, die zijn het sterkst, en nam het dier mee naar huis. Daar plaatste ik het lichaam in de koelkast.
De volgende ochtend bracht ik het lijk naar een preparateur. De preparateur vroeg in welke pose ik Richard
wilde hebben.’
‘Nationaal-socialistisch,’ zei ik, ‘de rechterpoot fier omhoog.’
Ze fronst haar wenkbrauwen.
‘Richard joeg op elk konijn’, vervolgt hij zacht.
‘Ze ving nooit wat. Ze wilde niets vangen.
Ze vond het spel belangrijker dan de buit. “Een doel voor ogen hebben is slavernij.” Dát was Richard ten voeten uit.’ [0473].
Streekroman (Doorsneden Landschap) is een verzameling notities (‘Aantekeningen’) die het oostelijke deel van de rijksweg A1, tussen Deventer en de Duitse grens, tot onderwerp hebben. De notities handelen over de druk die autosnelwegen op het Nederlandse landschap uitoefenen en over de gevolgen voor mens en dier die zich in de buurt van de snelweg ophouden.
Infrastructuren stapelen zich en vertakken zich voortdurend.
Het Nederlandse landschap is te vergelijken met het fijnmazige lijnenspel in de palm van een hand. Net als bij het lezen van de lijnen in de handpalm spiegelt de fysieke infrastructuur emotionele, mentale en spirituele krachten waarmee ze is verbonden.
Streekroman (Doorsneden Landschap) zoomt in op biotopen aan de rand van de snelweg, op zoek naar resten van fysiek en emotioneel gebruik.
0468 Tranendal
In 1916 baarde Catharina van Aspel (meisjes-naam Schip) te Bathmen een zoon met een gat in het midden van zijn onderrug. De wond groeide dicht, het jongetje scheef.
Toen het ventje, Aspelszoon genaamd, roepnaam Pelle, vijf jaar oud was kreeg het visioenen.
‘De afstand van Deventer naar Oldenzaal wordt verhard en verkort’, orakelde het ventje in trance terwijl zijn lichaam schokte.
De moeder drapeerde het lichaam van haar zoon in vochtige doeken zodat hij kalmeerde en terugkeerde in de werkelijkheid van zijn geliefden.
Nadat Pelle het aantal stuks vee had voorspeld dat de hevige storm in het najaar van 1928 niet overleefde, ging zijn naam in
de wijde omgeving rond. Boeren overwonnen hun argwaan en bezochten de knul, twaalf jaar oud inmiddels en extreem misvormd.
‘Metalen ridders,’ sprak hij met hese stem, ‘jagen elkaar als beesten na.
Ze brommen en slokken op wat stilstaat.’
De boeren hielden dat jaar hun vee binnen, bevreesd als ze waren dat ze van hun kapitaal zouden worden beroofd.
Toen de jongen zestien jaar oud was, verscheen er aan zijn bed een vooraanstaand lid van de commissie ter Bevordering van Openbare Rijksaangelegenheden (BOR). De man droeg een korte, katoenen broek en was uit de stad komen lopen.
‘Uw opvattingen over de toekomst jagen de mensen angst aan’, zei het commissielid.
‘Er staat geen dier meer op het land. Dat komt het land, in zowel agrarisch als esthetisch opzicht, niet ten goede.’
‘Wanneer de afstand van a naar b ineenschuift,’ zei het ventje met zijn ogen weggedraaid, ‘lopen de emoties op.
Harde lijnen doorkruisen het landschap. De gemeenschap valt uiteen in graseters, mestpoepers en luchthappers.’
Ondanks zijn merkwaardig taalgebruik was Pelle zijn tijd ver vooruit.
Op achttienjarige leeftijd liet hij het leven. Uit de tranen die de moeder van het orakel plengde, ontsprong de Schipbeek.
0469 Jigsaw
Ooit waren de snelweg en het landschap op natuurlijke wijze met elkaar verbonden. De meanderende parkways uit de Verenigde Staten uit het begin van de vorige eeuw leidden de reiziger door het landschap als door een toeristische brochure.
Achter elke bocht hield zich de belofte van een nieuw en spectaculair uitzicht verborgen. Het landschap projecteerde zich als een keten filmstills op de voorruit van de auto.
Nederland liet zich vóór de Tweede Wereldoorlog op eigen wijze door deze esthetiek van de Amerikaanse snelwegen inspireren. De in 1933 opgerichte commissie W.I.L. (Weg In het Landschap) hield zich bezig met het bestrijden van ontsiering langs de wegen en het bevorderen van goede landschapsontwerpen voor het wegennet.
Nadat Hitler de Autobahn op grote schaal had ingezet om het Duitse landschap in al zijn diversiteit te vieren, werd de relatie tussen landschap en mobiliteit in Nederland ontkoppeld. De ‘verheerlijking’ van het landschap vanuit de auto herinnerde te zeer aan een fascistisch bewind.
De poëzie verdween geruisloos uit het ontwerpproces.
Sindsdien laten grootschalige infrastructurele werken littekens achter op de huid van de openbare ruimte. Het Nederlandse landschap valt als een jigsaw puzzel in duizenden stukjes land uiteen. Elk stukje land laat zich, op basis van kortstondige, financieel economische belangen verrommelen. Zo verliest een land zijn landschap.
Is het erg als een land zijn landschap van weleer verliest? Wat betekent het ontkoppelen of ontbinden van traditionele relaties en verbindingen?