Zoals een meisje haar jurk uittrekt (tweede versie)

Vrijheid was altijd een van de verworvenheden van de kunst. Maar waar bevrijden kunst en kunstenaar zich van? Doel van de kunst en haar bewegingen was altijd het zichtbaar maken van wat in de perceptie (nog) verborgen lag. Zoals een meisje haar jurk uittrekt. (1)

Perceptie is gebaseerd op conventies. Conventies zijn het geheel aan afspraken op basis waarvan samenleven en samenlevingen mogelijk worden. Gesproken, geschreven, lichaams- en beeldtaal bepalen mede de verhouding of afstand van de enkeling tot de groep. In die verhouding laat de conventie zich aflezen. Het negeren van die afstand, die verhouding, wordt 'onconventioneel' genoemd. Taal is het fundament van de conventie.

Pasolini's Salô (Of de 120 dagen van Sodom) uit 1975 (2) is een film in de vorm van een raamvertelling. Raamvertellingen zijn geschakelde verhalen die meerdere personen elkaar –noodgedwongen bijeen –vertellen. De verhalen doden tijd en verveling. De verhalen zijn ook bedoeld om karakters af te tasten en de hiërarchie binnen de groep vast te stellen. Zo worden conventies binnen de groep bepaald en de bewegingsrumte van de deelnemers gemarkeerd.

De vrijheid van de kunstenaar is een individueel project dat de taal losweekt van de conventie. De kunstenaar ontwikkelt een eigen taal en laat de conventie als de oude huid van het reptiel achter zich. Dat is de vrijheid van de kunstenaar.

Pasolini voert in Salô sexualiteit op als non-conventioneel breekijzer. Voor Pasolini waren taal, sexualiteit en macht onlosmakelijk verbonden. Pasolini groeide op tijdens het Italiaanse fascisme. Tot aan de opkomst van Mussolini was Italië een verzameling provincies met allen een eigen dialect. De ideologie van het fascisme sprak zich uit voor één algemene Italiaanse taal. De poëzie en essays van Pasolini staan - tot aan zijn filmcarrière - volledig in het teken van streektalen. Hij publiceerde gedichten in dialect (het dialect van zijn geboortestreek, later het slang van de Romeinse voorsteden) en stelde bloemlezingen samen met Italiaanse poëzie in streektaal. Het dialect van zijn geboortestreek, het Friulaans, vormde het arcadië van zijn ontluikende homosexualiteit.

Ook Bataille voert in zijn novelle Het Oog (Histoire de l'Oeil, 1928) sexualiteit op als instrument om de maatschappelijke orde te ondervragen (3). In Batailles novelle echter worden conventie en hiërarchie bijna spelenderwijs à l’improviste bepaald. In Salô liggen hiërarchie en conventie vast en vormen regelgeving en afspraken het uitgangspunt van de te genieten vrijheid.

In Het Oog (Histoire de l'Oeil) geeft een van de hoofdfiguren opdracht het oog uit het lijk van Marcelle te snijden:

Zie je het oog?’
‘Ja, en?’
‘Het is een ei,’ zei ze eenvoudig. Ik drong aan, verward.
‘Wat wil je daarmee?’
‘Ik wil ermee spelen.’
‘Hoezo?’
Toen ze zich oprichtte, leek ze verhit (ze zag er op dat ogenblik verschrikkelijk naakt uit).
‘Luister, Sir Edmond,’ zei ze. ‘je moet me meteen het oog geven, ruk het eruit.’
Sir Edmond haalde zonder te beven een schaartje uit een portefeuille, knielde en sneed in het vlees, stak daar-op de vingers in de oogkas en trok aan het oog, waarna hij de gespannen vezels doorknipte. Hij legde het witte balletje in de hand van mijn vriendin,
Ze keek naar het absurde voorwerp, zichtbaar verle-gen, maar ze aarzelde niet. Ze streelde haar benen en schoof het oog ertussen. De streling van een oog op de huid is uitzonderlijk zacht, maar vreselijk als hanegekraai!
Toch vermaakte Simone zich en liet het oog in haar bilspleet glijden. Ze legde zich op de grond, hief haar benen en kont op. Ze probeerde de bal stil te houden door haar billen dicht te knijpen, maar hij wipte eruit — als de steen van een vrucht uit de vingers — en viel op de buik van de dode.
De Engelsman had me uitgekleed.
Ik wierp me op het meisje en haar vulva slokte mijn pik op. Ik naaide haar: de Engelsman liet het oog tussen onze lichamen rollen.
‘Steek het in mijn kont,’ gilde Simone. Sir Edmond schoof de bal in de spleet en duwde.
Ten slotte maakte Simone zich van me los, nam het oog uit de handen van Sir Edmond en stopte het in haar vlees. Op dat ogenblik haalde ze me weer aan, stak haar tong zo vurig in mijn mond dat ik een orgasme kreeg: ik braakte mijn geil in haar vacht.
Ik richtte me op en spreidde de dijen van Simone: ze lag op haar zij; ik bevond me nu voor wat ik — stel ik me voor — al altijd had verwacht: zoals een guilotine een af te hakken hoofd verwacht. Mijn ogen, zo leek het me, richtten zich op van ontzetting; ik zag in de behaarde vulva van Simone het bleekblauwe oog van Marcelle dat me aankeek en tranen van urine weende. Slierten geil in de dampende vacht gaven dit visioen iets pijnlijk droefs. Ik hield de dijen van Simone open: de hete urine stroomde onder het oog over de onderste dij… '

In Salô worden tieners gedwongen de uitwerpselen van meesters en meesteressen te nuttigen, worden tongen uitgerukt en geslachtsdelen verminkt. Er wordt verkracht en gedood. Batailles Histoire de l'Oeil is wreed maar in vergelijking met Pasolini's Salô optimistich. Zowel Pasolini als Bataille gaan ver in het oprekken van de grenzen van conventionaliteit. Hun werken schurken niet aan de conventie, maar gaan er dwars doorheen. Waarom?

Misschien zijn er private motieven. Bataille (vader syfilislijder, moeder suïcidaal) schreef zijn novelle in 1927, toen hij als bibliothecaris werkte en het saaie leven overdag afwisselde met een exuberant nachtleven. Pasolini deed er alles aan om zijn homosexualiteit ten opzichte van de algemene opinie te rechtvaardigen. Maar er is méér: Pasolini en Bataille ondervragen de kunst zèlf op haar conventionaliteit. Als samenlevingen op conventies gebouwd zijn, is ook kunst een conventie. Kan de conventie ‘kunst’ zichzelf doorbreken? Door wie? En hoe? Waar komen we uit? Wat is de waarde van die uitkomst? Hoe ver kunnen kunst en verbeelding in de werkelijkheid penetreren? Waar houdt de vrijheid van de kunst op?

De vrijheid van de kunst houdt op in het realisme van haar verbeelding. Er is een moment waarop vrijheid omslaat in een totalitaire dwangneurose. Dáár waar kunst de grenzen van haar beeld-zijn doorbreekt, lost ze op in politiek-economische infrastructuren waar machtsverhoudingen de conventie bepalen. Kunst is tot beeld, verbeelding of afbeelding gedoemd en daarmee is ook haar impotentie ten opzichte ven het 'echte’ leven gekarteerd. De extreme vrijheid die in de verbeelding denkbaar is, transformeert - wanneer zij zich aan de realiteit opdringt - in ideologische dwingelandij.

Salô legt dit scharnierpunt, op haast chirurgische wijze, uiterst precies bloot. Het hoge realiteitsgehalte van het medium film heeft - meer dan de geschriften van Bataille en De Sade - de consequenties van ‘de verbeelding aan de macht’ aangetoond. Salô laat het optimisme van een voortdurende vooruitgang in de verbeelding - als het ongelimiteerd penetreren in de erogene zones van de realiteit - krimpen tot in realistische, redelijke proporties.

Het project van de vrijheid van de kunst is een ideologische schijnbeweging van de 20e eeuw en zijn modernisme. Kunst ís conventie, gebonden aan afspraken van de verbeelding.

(1) Naar George Bataille: 'Ik schrijf zoals een meisje haar jurk uittrekt.'
(2) Het dorp Salô aan het Gardameer was de schijnrepubliek waar Mussolini - getolereerd door de Duitsers - na zijn val in 1944 resideerde.
(3) Bataille publiceerde Het Oog in 1928 in 134 exemplaren voor een pornografisch publiek onder het pseudoniem Lord Auch. Pas in een uitgave van 1967 (Jean-Jacques Pauvert, Paris) werd Lord Auch vervangen door Georges Bataille. Uit: George Bataille, Het Oog, De Dode, Epiloog, 1987, Uitgeverij Kritak, Leuven.