Witte negers bestaan niet

Aan alle zien kleeft de kunstmatige ruimte van het blikveld. De punt van de piramide die zich in de Renaissancistische, perspectivische blik boorde, werd door het modernisme gecorrigeerd en gekanteld. Zo raakte de Euclidische ruimte uit het oog verloren.

Hedendaagse blikken zappen overeenkomstig de non stop bewegingen van het oog. In deze wisseling van blikveld, perspectief en scherptediepte manifesteert zich de nieuwe tijd. Wat betekent de nieuwe blik wanneer hij zich in de openbare ruimte prostitueert?

Zappen is het in temporele zin versnellen van de informatietijd. Acceleratie als opmaat tot de roes: zij is passief. Zappen in ruimtelijke zin is het non stop wijzigen van de scherptediepte. De in-scherpte-diepende blik kent rust- of eindpunt. Hij is eeuwig actief.

Wanneer de in-scherpte-diepende blik zich in het ontwerp van de openbare ruimte mengt, zoomt hij in en uit op aspecten die de vormgeving van diezelfde openbare ruimte mede bepalen: budgetten, afspraken, regels, standaardprocedures, standaaroplossingen, de rol van de techniek, van gemeenten, politiek, de akoestiek van de inspraak, de kunstgeschiedenis, het masterplan, het bestek, de details. Kortom: de culturele, sociale-economische, politieke, psychologische, juridische en emotionele parameters op basis waarvan het ontwerp vorm krijgt en waar - bij verwijdering van enig parameter - de opdracht wordt gesimplificeerd.

Mocht het de droom van de politicus zijn een sociaal, juridisch, economisch perpetuum mobile op aarde te installeren, dan toetst de kunstenaar met de actief zappende blik deze droom aan de werkelijkheid. Deze kunstenaar in de openbare ruimte is niet de idealist die op de gedroomde politieke leugen een tweede illusie stapelt, maar de eindredacteur die de fouten uit de tekst weeft. Waarachtig een afknapper: het belang van de eindredacteur weegt niet op tegen de roem van de auteur.

Witte negers bestaan niet. Kunst áls openbare ruimte bestaat niet. Een werk als openbare ruimte is nooit louter kunstwerk, nooit louter openbare ruimte, nooit louter landschapsarchitectuur, nooit louter architectuur, nooit louter sociologie, nooit louter beeld, nooit louter engagement, nooit louter participatie of ambtenarij maar een vermenigvuldiging van dit alles, 'het werk' genoemd.

Het begrippenapparaat dat de beeldende kunst en haar geschiedenissen diende, blijkt - getransporteerd naar de openbare ruimte - dyslectisch. Hier gelden niet langer 'metafoor', 'duiding' of 'beschouwing'. In de openbare ruimte ontdoet de kunst zich van haar historische hardware, om als software vrij en ongevraagd, als de ongenode gast in Pasolini's Teorema, als een sympathieke alien omgevingen te infecteren en over zichzelf heen te buigen.
Wat kunst in de openbare ruimte nodig heeft is een ander commentaar, andere criteria, een andere taal. Wat zij níet nodig heeft is het patronaat van de oude wereld. Desondanks zijn het de dyslectici die hun gatentaal over de nieuwe blik in de openbare ruimte spannen.

Als een parelduiker duikt de kunstenaar undercover. Hij revitaliseert de kunst, geeft haar de comeback waar ze patent op heeft. Zijn undercoverschap biedt als bijverschijnsel ruimte aan de culturele kakkerlakken. Decennia lang weggedrukt in de schaduw van het genie waartoe zij zich verhielden, komen ze vanonder de institutionele dakpan gekropen: Kafkaëske insecten, onhandig in hun motoriek, maar blakend van zelfvertrouwen eenmaal in het volle licht van de spotlights.
COLOFON:
‘Witte Negers bestaan niet’, Interakta 5 (Grootstedelijke reflecties, over kunst & openbare ruimte), Henk Oosterling & Siebe Thissen (red.), Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2002